2011-01-31 Uit de Lumpsum
31-01-2011
Onderstaand opiniestuk van LIA-voorzitter Peter Althuizen stond onder de kop 'Voortgezet onderwijs is speelbal van overheid' in de rubriek Opinie & Debat van de Volkskrant van 31 januari 2011.In Nederland onderhandelen werkgevers en werknemers met elkaar over hun arbeidsovereenkomst. Werknemers organiseren zich in vakbonden en werkgevers in organisaties als de VNO-NCW, FME-CWM of de organisaties in het Midden- en Kleinbedrijf om de onderhandelingen centraal te laten voeren. Werknemers en werkgevers doen dit autonoom: ze mogen zelf bepalen waar ze hun eigen geld aan uitgeven.
De overheid laat zich echter bij de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden voor leraren in het voortgezet onderwijs vertegenwoordigen door een organisatie waarbij de schoolbesturen zich als ‘uitvoerende werkgevers’ hebben aangesloten. Dat is de VO-raad. Op deze manier kan de overheid nu schone handen houden bij de CAO-onderhandelingen en flink bezuinigen.
De overheid geeft de VO-raad (en dus de schoolbesturen) een hoeveelheid geld waarmee de sector het maar moet doen. Daarmee komen schoolbesturen en lesgevend personeel tegenover elkaar te staan om het beperkte beschikbare geld te verdelen, terwijl ze eigenlijk samen zouden moeten optrekken om van de overheid het benodigde geld te krijgen om onderwijskwaliteit te kunnen bieden.
De zogeheten lumpsum-financiering per school zorgt er tevens voor dat schoolbesturen geld naar eigen inzicht kunnen uitgeven, niet zelden ten koste van het primaire proces: de les en de leerling. Extra wrang is het daarbij dat een deel van dat geld dan ook weer opgaat aan de door de VO-raad gemaakte kosten om de CAO-onderhandelingen te voeren.
Ik pleit er daarom voor dat de overheid in ieder geval deze taak weer zelf op zich neemt en dat de lerarensalarissen uit de lumpsum gehaald worden en rechtstreeks door de overheid betaald worden. Schoolbesturen komen dan niet meer in de verleiding om ten koste van de onderwijskwaliteit goedkopere (on- of onderbevoegde) leraren aan te stellen omdat anders de cv-ketel niet kan worden vervangen. Het resterende geld moet dan uiteraard wel voldoende zijn voor de overige kosten die een school maakt.
Schoolbesturen en leraren kunnen zo weer samen optrekken in de strijd voor beter onderwijs en het geld dat voor het onderwijs bestemd is kan daar weer volledig aan besteed worden. Daar hebben de leerlingen recht op.