Lid worden

Wat krijg je voor 90 euro per jaar?

  • Behartiging van de belangen van de leraren in het primair en voortgezet onderwijs
  • Inclusief rechtshulp bij vragen of problemen op uw werk
  • Faciliteiten op de website
  • Maandelijks de LIA-nieuwsbrief
Meld je nu aan

2011-08-24 Vakantieballonnetje

24-08-2011
De voorzitter van de Besturenraad van 2200 christelijke scholen wil gescheiden lessen voor jongens en meisjes (Trouw, 16 augustus). Zo zou de leerachterstand van de jongens kunnen worden weggewerkt. In gescheiden lessen kan volgens de heer Kuiper door leraren op de verschillen tussen de jongens en de meisjes worden ingespeeld. In komkommertijd is het goed proefballonnen opblazen, zo blijkt maar weer. Vooral als zo’n ballon van iedere realiteitszin gespeend is.  Ook het ministerie van Onderwijs acht een experiment met apart lesgeven aan jongens en meisjes ‘voorstelbaar’. Daar gaan we weer.

We gooien er nog maar weer eens een experiment tegenaan, terwijl de enige echte basisvoorwaarde voor goed onderwijs voor jongens én meisjes grof verwaarloosd wordt. Want daar gaat het toch echt om: jongens en meisjes hebben goede leraren nodig. Aan goede leraren ontbreekt het echter de laatste jaren meer en meer en er is geen besturenvoorzitter of onderwijsminister te vinden die dat probleem aan de kaak stelt. Hun aanpak van dit probleem blijft slechts beperkt tot het schrijnende experiment steeds meer onbevoegde leraren voor de klas te zetten.

Die onbevoegden mogen nu dan ook nog eens les gaan geven aan gescheiden klassen om de opgelopen schade te herstellen. Een gotspe. Tegelijkertijd gaat de afbraak van de kwaliteit van het onderwijs door nieuwe wetgeving gewoon onverminderd voort. Zo maakt de voorgenomen wetswijziging onderwijstijd het tekort aan bevoegde leraren alleen maar weer groter. Deze wetswijziging is derhalve slecht voor de onderwijskwaliteit en zet de huidige en toekomstige leraren en leerlingen in het voortgezet onderwijs nog meer in de hoek (waar de klappen vallen). Daar kan geen scheiding der seksen tegenop.

Minister Van Bijsterveldt heeft vlak voor het politieke zomerreces van dit jaar schriftelijk 200 kamervragen over de wetswijziging op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties beantwoord. De wetswijziging zal nu na de zomervakantie naar verwachting spoedig in de Tweede Kamer behandeld worden. De kans is op zijn zachtst gezegd niet denkbeeldig dat de wetswijziging (inclusief het verkorten van de vakantie voor leraren in het voortgezet onderwijs) wordt aangenomen. Dat kan er voor de leraren nog wel bij na twee jaar nullijn met te grote klassen en te veel lessen per leraar. Het beroep wordt er niet aantrekkelijker op.

Laten we echter positief beginnen. Er zitten ook goede elementen in de wetswijziging. Scholen moeten voldoen aan de norm van 1000-uren en het Beoordelingskader Onderwijstijd van de Inspectie blijft bepalend voor wat als onderwijstijd geldt. Ophokuren zijn uit den boze. 40 van de 1000 uren mogen als maatwerk voor een kleinere groep leerlingen worden ingezet, mits die 40 uren wel voor iedere leerling toegankelijk zijn.

Daarnaast mogen scholen creatief en innovatief invulling geven aan (een deel van) de onderwijstijd. Leerlingen en ouders krijgen via de medezeggenschapsraad instemmingsrecht op de invulling van deze onderwijstijd (de zogenaamde horizontale dialoog). De Inspectie bepaalt ook hier uiteindelijk (na een jaar) of deze uren aan de eisen van het Beoordelingskader Onderwijstijd voldoen en houdt via steekproeven de vinger aan de pols. Ook kan de Inspectie na klachten ingrijpen. Op papier prima allemaal. Misschien kan de oppositie in de Tweede Kamer een amendement indienen om de goede aspecten van de wetswijziging te behouden en de elementen die slecht zijn voor de onderwijskwaliteit eruit te kieperen.

Waarom is deze wetswijziging eigenlijk nodig? De minister geeft bij de beantwoording van de kamervragen aan dat de wetswijziging alleen maar beoogt leerlingen voldoende goede lessen te geven. Tot zover nog steeds geen probleem. Ze is echter daarnaast zonder goede onderbouwing van mening dat leerlingen gebaat zouden zijn bij een week minder zomervakantie en regelt ook dat meteen met deze wetswijziging. Die week wordt voor de leerlingen dan gecompenseerd met vijf rommelige lesvrije dagen door het schooljaar heen, waarop leraren bijvoorbeeld kunnen vergaderen. Leraren en leerlingen leveren overigens in het wetsvoorstel bovenop de vakantieweek ook nog eens vier voor iedereen gewone vrije dagen in, omdat Kerstmis, Koninginnedag en Bevrijdingsdag voor hen van de gewone vakantiedagen worden afgetrokken.

De minister geeft onomwonden toe dat de week vakantiekorting niet nodig is om scholen te laten voldoen aan de 1000-urennorm: het merendeel van de scholen doet dit nu immers al. De wetswijziging heeft volgens haar ook niet tot doel de werkdruk van leraren te verlagen. Dat werd in de beginfase van het ontstaan van de wetswijziging nog wel als argument gebruikt.

Tegenstrijdig genoeg geeft zij aan het toch jammer te vinden dat de sociale partners de vijf vrije compensatiedagen voor leerlingen in de CAO 2011-2012 ook als vrije dagen voor leraren hebben aangemerkt. Kennelijk ziet mevrouw Van Bijsterveldt in de verkorting van de vakantie en het werken door leraren op de vijf voor leerlingen vrije compensatiedagen dus wel degelijk een mogelijkheid tot werkdrukverlaging. Hier gaat het fout. Hoewel de minister erkent dat veel leraren de vakantiekorting absoluut niet zien zitten, meent zij uit gesprekken met schoolleiders andere signalen te hebben ontvangen.

Ook zegt zij voorrang te geven aan het recht op onderwijs van leerlingen boven de noodzaak tot werkdrukverlaging voor leraren. Leraren geven echter duidelijk aan behoefte te hebben om goed los te kunnen komen van de werkdruk van een zwaar jaar lesgeven. Ze vrezen dat de vijf voor leerlingen lesvrije dagen voor hen spoedig weer vol zullen zitten met ander werk. Gevolg: nog meer werkdruk.De minister vindt dat leraren hierin gewoon wat ‘assertiever’ moeten zijn en zich niet door hun directies op de kop moeten laten zitten. Ze is van mening dat de vakantiekorting dan niet tot werkdrukverhoging zal leiden, maar tot een betere spreiding van werkzaamheden.

Ook erkent ze dat het beroep van leraar tot de beroepen met de hoogst gevoelde werkdruk hoort, maar tegelijkertijd denkt ze niet dat de week vakantiekorting het beroep onaantrekkelijker zal maken, omdat leraren volgens haar uit ‘andere overwegingen’ voor dit beroep kiezen. De politiek heeft er nog niet zo lang geleden zelf voor gezorgd dat de CAO voor leraren niet langer meer het terrein van de regering is en dat deze dus ook niet over de vrije dagen in de sector gaat. Ondertussen zorgt het wetsvoorstel er echter wel voor dat leraren nog meer gaan werken voor hetzelfde geld en dat de werkdruk nog hoger wordt. Natuurlijk, op papier blijft 1659 uur op jaarbasis 1659 uur, maar de praktijk is nu al anders en zal alleen maar erger worden. Het lerarentekort wordt op deze manier alleen maar groter, met als gevolg dat er nog meer onbevoegden voor de klas komen te staan.

In reactie hierop zegt de minister dat de wetswijziging ook helemaal niet beoogt het lerarentekort op te lossen. Let wel: we hebben het nu over het lerarentekort dat de oorzaak is van alle onbevoegd gegeven lessen in het voortgezet onderwijs en van de slechte kwaliteit van de invulling van de onderwijstijd. Dat is kennelijk geen probleem voor de minister: we noemen onbevoegden vanaf nu doodgewoon ‘gekwalificeerd’, als schoolleiders hen maar gekwalificeerd genoeg vinden om voor de klas te staan. Vager kan het niet, een ernstiger devaluatie van diploma’s en bevoegdheden van leraren is haast niet denkbaar. Als je niets anders meer kunt, kun je altijd nog voor de klas gaan staan, zo lijkt het wel.

De minister geeft dus voorrang aan kwantiteit (voldoende lesuren) boven kwaliteit (voldoende goed opgeleide leraren). Ze denkt dat de overheid niets hoeft te doen om die leraren binnen te halen en te houden: leraren kiezen volgens haar immers toch uit ‘andere overwegingen’ voor het onderwijs dan zaken als beloning, vakantie en werkdruk.

Daarin heeft de minister slechts deels gelijk. Leraren zijn net mensen.